Borsbeek in een notendop

HISTORISCHE TERUGBLIK

Het territorium Burcebeke van de 5de tot de 10de eeuw

De Salische Franken verspreidden zich in de 5de eeuw over het hele noorden van ons land, langs de Schelde en haar bijrivieren.
De 9de eeuw was vooral gekenmerkt door de inval van de Noormannen.
Omstreeks het jaar 1000 werd Antwerpen en het daartoe behorende Deurne en Borsbeek een markgraafschap van het Heilig Rijk.
Het territorium Bursebeke van de 7de tot de 13de eeuw

Tot in 1264 behoorde Borsbeek tot Deurne.
Borsbeek in de 13de en 14de eeuw

Volgens een akte van 12 juli 1264 werd in de kapel van Borsbeek af en toe de Heilige Mis opgedragen door een priester van Deurne. In dezelfde akte staat te lezen dat de abt van Eename, patroon van Dorne en Borsebeka, instemt met de verdeling van de voornoemde kerken (en parochiën). In die tijd kwamen de parochiegrens en de dorpsgrens overeen.
Borsbeek in de 15de eeuw

In 1435 werden, volgens de haardtelling, in Borsbeek slechts 39 schouwen geteld. Het aantal bewoners kan zo op ongeveer 240 worden geraamd.
Broeder Dionys is voor Borsbeek de oudst bekende pastoor die in 1431 de kerk bediende. Hij overleed op 29 februari 1440.
Borsbeek in de 16de eeuw

Tot 1505 was Borsbeek een onverleende heerlijkheid. Maar in dat jaar, op 1 juni, verleende Filips de Schone het aan Jan van Halen.
Na 1559 tot 1606 werd Borsbeek meermalen overgeërfd door familieleden van de heer van Cantincrode. Jan Mellelo werd in 1575 de eerste drossaard, hij legde zijn ambt neer in 1618 in de handen van de heer P. Peckius.
Borsbeek in de 17de eeuw

Landdeken Beyerlinkck, stipt in een bezoek in 1613 aan dat Borsbeek een ‘felle’ kerkklok had en dat het hoogaltaar met een nieuw schilderij was versierd. De kerktoren was nog steeds zonder spits en verkeerde in bedenkelijke staat. De nieuwe predikstoel, nog besteld door pastoor Grassis, was intussen opgesteld.
Vermits Borsbeek nog geen gemeentehuis bezat waar de drossaard en schepenen konden vergaderen, werd er vergaderd op de burcht Cantincrode.

François d’Orselay de Granvelle, de laatste bezitter van de burcht Cantincrode, moest nog een grote schuld vereffenen aan een zoon van Margareta de Granvelle. Hiervoor verkocht hij in 1610 de heerlijkheden Borsbeek, Hove en Boechout aan de Leuvense edelman en professor in de rechten aan de Leuvense hogeschool P. Peckius. De heer Peckius was sinds 1614 kanselier van Brabant en werd later de vertrouwensman van aartshertog Albrecht. Hij werd nu heer van Borsbeek, Hove en Boechout en stelde de drie gemeenten onder één schepenbank op het kasteel Vredeberg te Boechout.

In 1617 en 1618 heerste er hier ‘de pest’. Uit andere gemeenten kwam men hier te bedevaart om van de heilige Lucia genezing af te smeken.

Om zich tegen de plunderzucht van de Hollanders te beschermen, waren de inwoners van Borsbeek in de jaren 1634-1635 met meubelen en oogst in de kerk binnengevlucht.
Pas in 1643 konden de mensen ervan worden overtuigd dat ze hun goederen uit de kerk moesten verwijderen en terug naar huis brengen. In 1648 werd in Munster (Westfalen) een vredestractaat getekend tussen onze eigen regering (= die van koning Filips IV van Spanje) en de opstandige Noordelijke provinciën. Meteen kwam de rust en veiligheid terug.

In de tweede helft van de 17de eeuw vielen de Fransen, onder Lodewijk XIV, af en toe onze (Spaanse) regering aan. Gelukkig bleef Borsbeek tot aan de aanvang van de erfenisoorlog (1701-1713) betrekkelijk ver van de fronten. Maar anderzijds kreeg het dorp meermaals het bezoek van doortrekkende troepen, die dan voor één of meerdere dagen moesten ingekwartierd worden. De manschappen, de paarden en het materiaal moest door de gemeente onderhouden worden.
Borsbeek in de 18de eeuw

Franse legers namen in 1746 Borsbeek in en stootten van daaruit op Mechelen, Lier en Antwerpen.

In de tweede helft van de 18de eeuw krijgen we heel wat twisten en betwistingen en processen in verband met het heffen, het verdelen en het betalen van ‘belastingen’. Daar in sommige dorpen, ook te Borsbeek, erven zich uitstrekten over het grondgebied van twee of meerdere dorpen, werd het kibbelen om te weten aan welke gemeente belastingen moest betaald worden. Om aan deze geschillen een einde te maken werden in 1760 stenen palen geplaatst om de grenzen af te bakenen. De parochiegrens bleef onveranderd.
Na het vaststellen van de grenzen werd er op 7 september 1758 door de gemeente besloten een kaart- en meetboek van dorp een heerlijkheid te laten opmaken. In het jaar 1686 was de totale oppervlakte van Borsbeek 309 bunder en 300 roeden.

In 1794 overleed Louis de Villegas, onze laatste Heer van de Heerlijkheid Borsbeek.
Van 1794 tot 1814 kwamen we opnieuw onder een Franse overheersing. Ons dorp behoorde eerste tot het kanton Wilrijk en daarna tot het kanton Berchem.
Borsbeek in de 19de eeuw

Op 24 april 1800 werd de gemeentelijke administratie van het kanton Berchem, onder Napoleon Bonaparte, afgeschaft. Hierdoor werd Borsbeek weer een zelfstandige gemeente, die door een maire zou worden bestuurd.

Tijdens de Franse overheersing waren onze gemeentelijke administraties onderworpen aan de Franse wetten. Na het verdwijnen van de Fransen kwam er in 1817 een nieuwe gemeentewet. De benaming ‘maire’ werd vervangen door ‘burgemeester’. Petrus Cautereels legde op 20 oktober als eerste Borsbeekse burgemeester de eed van trouw af, PC van Hencxthoven werd secretaris.

In de nacht van 25 op 26 augustus 1830 barstte te Brussel een opstand los na de vertoning van ‘De Stomme van Portici’ in de Muntschouwburg. Op 13 november 1830 werd de eerste Belgische gemeenteraad te Borsbeek verkozen. P. Cautereels werd verkozen tot burgemeester. De gouverneur besliste echter dat die verkiezing, die nogal woelig was geweest, werd verbroken. Na een nieuwe verkiezing op 17 maart 1831 werd C. Van Tichelen burgemeester. Daar de verkozenen nog geen raadshuis hadden, vergaderden ze de volgende dag ‘in de herberg van de kinderen De Vos’ om er een secretaris te verkiezen.

In het gemeenteverslag van september 1842 staat vermeld dat de gemeente een lokaal in huur had in De Valk bij Joannes Baptiste Verbiest, landbouwer, en dat het door de gemeente was gehuurd om te dienen voor het verrichten van de zaken van de gemeente en het bewaren van de archieven. Vanaf 1 januari 1843 zal het lokaal geheel en uitsluitend door het gemeentebestuur worden gebruikt mits de huur van 35 frank. Het was dus een eerste stap naar een eigen ‘gemeentehuis’.
In de gemeenteraadszitting van februari 1883 werd besloten een complex op te trekken, bestaande uit een gemeentehuis en een pastorie, dat in 1893 in gebruik werd genomen.

In 1852, onder burgemeester JB Corluy, werd begonnen met het nummeren van de eerste huizen.

Louis de Robiano ijverde in 1814 voor de vrijheid en de zelfstandigheid van België. Een van zijn dochters trad toe in de nieuwe kloosterorde van de ‘eerbiedwaardige Clara Fey’, die zich geheel wijdde aan de opvoeding en het onderwijs van de meisjes uit de arbeidersstand. De vrouwe van Borsbeek, gravin de Robiano, maakte haar kasteel – dat in een vervallen toestand verkeerde- over aan een aantal zusters in 1875. Dit werd de start voor het ‘Klooster van het arme Kind Jezus’.

Sedert de onafhankelijkheid van België in 1830 kenden onze streken geen oorlogsgeweld meer. Borsbeek kon zich rustig uitbreiden. Er kwamen huizen bij en het aantal inwoners nam toe. In 1876 telde Borsbeek 579 inwoners. Dit aantal was in 1886 gestegen tot 734.
Borsbeek in de 20ste eeuw

In 1955 kwam het ‘Parochiehuis St.-Jacobus’ tot stand.
In het begin van de eeuw vestigden zich steeds meer Borsbekenaars en inwijkelingen zich ten westen van de Frans Beirenslaan. Een Koninklijk Besluit verleende op 17 september 1938 de goedkeuring tot het oprichten van een kapelanie (St.-Jan Berchmans).
Deze parochie vierde in 1959 de opening van het parochiehuis ‘Tyrolerhof’. In 1977 was er reeds een nieuwe pastorie gebouwd.
Bron: ‘Zevenhonderdvijftig jaar geschiedenis van Borsbeek in een notedop, 1232 – 1982’ van Tony Beeghs. Deze uitgave is te koop aan het onthaal in het gemeentehuis aan 5 EUR.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.