shadow

Verkiezingskoorts 1

Wij vinden het vandaag evident naar de stembus te gaan voor allerhande verkiezingen. Maar dat is niet altijd zo geweest. Vanaf de Belgische onafhankelijkheid in 1830 tot 1893 gold het “cijnskiesrecht”, dat wil zeggen dat alleen mannen die een bepaalde som aan belastingen (cijns) betaalden, stemrecht hadden. Zo waren er in 1836 in Borsbeek een goede 500 inwoners en 15 kiesgerechtigden.

Vanaf 1893 golden nieuwe regels: elke mannelijke Belg van minimum 25 jaar kreeg één stem, maar naargelang men een bepaalde som belastingen betaalde of een hogere maatschappelijke status had, kreeg men één of meer bijkomende stemmen. Veel democratischer dan het vorige stelsel was het zeker niet, want zoals Marc Reynebeau berekende  bracht één derde van de kiezers bijna twee derde van de stemmen uit. Vanaf toen gold ook de stemplicht.

De eerste verkiezing volgens die nieuwe bepalingen (november 1895) moest in Borsbeek niet gehouden worden, vermits er maar één lijst opkwam en elke kandidaat dus automatisch werd verkozen.

Pas met de verkiezingen van 1903 hadden de kiezers hier de keuze tussen twee lijsten. Er waren toen 150 stemgerechtigden die samen 317 stemmen uitbrachten. Lijst 1, met vooral leden uit de vorige raad en college, behaalde de meeste stemmen, terwijl Lijst 2 één zetel bekwam.

Verliep in 1903 de verkiezingsstrijd nog vrij rustig, dat werd anders voor de verkiezingen van oktober 1907. Toen waren er ook twee lijsten,  en laaide de verkiezingskoorts wel fel op. Een gevolg blijkbaar van een caféruzie “tussen den herbergier en de meulder” zoals in de Gazet van Antwerpen gemeld werd.  Lijst 1 was de “lijst Verbiest”, met de uittredende burgemeester en schepenen; lijst 2 (de “nieuwe verlichte partij”) was de “lijst Ooms”. Er werden heel wat dorpspolitieke roddels en geheimen te grabbel gegooid in deze verkiezingscampagne.

Lijst 2 begon met er een pamflet tegenaan te gooien dat voor tijdgenoten misschien te begrijpen was, maar voor ons totaal niet, zowel wat betreft de personen die erin werden aangevallen als wat betreft het waarom van die aanvallen. Maar het is duidelijk dat hier heel wat  grove slagen onder de gordel  werden uitgedeeld.

De burgemeester die “met zijne zweep zijne zes gemuilbande ezeltjes naar het kiesbureel leidt” is slechts een nog vrij onschuldige ouverture. Het grove geschut  komt even later, met insinuaties over

de herberg der tante van scheinheiligen (sic!), gesloten voor ontucht in de stad.
Kleinen dikken boer, scheinheiligen (resic!) achter ons dorp.
Kleine tralaliere met zijn buikske vooruit en zijn vuile manieren in den hof.(…)
Edelen heer Zatte Mops van strond (ook sic!) aan de deur…” 

Ik vermoed dat dit pamflet werd opgesteld door Sus Patat, bijnaam van de man die sedert 1887 onderwijzer in de gemeenteschool was. Beslist geen reclame voor zijn pedagogische inzichten, en zeker niet voor de kwaliteit van zijn taalonderricht….

En dat werd natuurlijk dankbaar aangegrepen door de Lijst 1 die in een “Antwoord op het strooibriefje van Vrijdag” al onmiddellijk naar die onderwijzer uithaalde: “Over onderwijs gesproken. Hoe zou men verbetering van onderwijs krijgen? Wel heel eenvoudig; Met SUS PATTAT buiten te kegelen, die in de school de kinderen onderwijst over het paaren van duiven, het nieuws uit de gazet aan de kinderen uitlegt, en nog vele andere dommigheden…”

En in een pamflet van die lijst 1 van een week voor de verkiezingen, wordt het nog een beetje pikanter als het gaat over de tegenstanders, “bestaande uit éénen ontevredene, éénen ondankbare en twee misleiden” die “zulken man gevonden hebben die in troebel water wil visschen. Deze komt in geen kerk of kluis, is gansch de week en ook des Zondags in de stad, waar hij niet omgaat dan met Joden. Zullen de kiezers van Borsbeeck zoo verblind zijn, voor zulken vreemdeling te kiezen?  Neen (…) zij zullen hun vertrouwen schenken aan eenen geboren Borsbeeckenaar die het in alles goed meent en iedereen wil voldoen…”.

Verblinden waren er blijkbaar wel, want Lijst 2 kreeg 125 stemmen (één zetel); maar Lijst 1 haalde het wel met 162 stemmen en vier zetels. Er waren toen 173 kiezers.

En zeker één verkiezingsbelofte werd gehouden: Sus Patat werd “buiten gekegeld”. De gemeenteraad schorste hem op 12 november 1907, op grond van diverse klachten, onder meer dat “hij spot met berispingen van gezaghebbende personen, zich bezig houdt met politiek en de burgemeester bekampt; hij voert tegen de burgemeester en zijn lijst de hevigste strijd en staat aan het stembureel met een plank dragende:’stem onder nr.2’”. 

Gingen de roddels nadien gewoon verder? Het zou kunnen, want in een brief van 30 november 1907 van burgemeester J.J. Reusens aan de arrondissementscommissaris, brief waarin hij bevestigde in te stemmen met zijn herbenoeming, staat volgende toch wat bevreemdende passage: “wat het belang betreft van den groep aan de welken ik behoor (lijst 1), deze is volgens mij zoo belangrijk als dien van de andere reeks, vermits al de leden even katholiek en godsdienstig zijn en de strijd is zonder kleur geschied”. Maar ook zonder “kleur” kan het er dus erg bitsig aan toe gaan…

PJ

————————————————————————————————
Bronnen:

Archief provincie Antwerpen, fonds Burgemeesters PAA603,  dossier 760
DocC Borsbeek, dossier 000SN113.
Reynebeau, M.: Een geschiedenis van België. Tielt, Lannoo, 2003.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *