shadow

Een vondeling in Borsbeek

Tot het einde van de 18de eeuw was de hulp aan de armen een uitsluitend kerkelijke aangelegenheid: de zogenaamde “Heilige Geesttafels”. De Franse republikeinse legers, die in 1793 ons land veroverden, schaften deze instellingen af. Een van de doelstellingen van de Franse wetgever inzake openbare liefdadigheid gold de zorg voor wezen, vondelingen of door hun ouders verlaten kinderen. Na de vereniging met Nederland in 1815 bekrachtigde het Nederlandse bestuur alle wetten die terzake door de Franse wetgever waren afgekondigd.
Op 4 maart 1816 stelde het provinciale bestuur de gemeenten in kennis van de oprichting van een fonds tot onderhoud van vondelingen en verlaten kinderen. Elke gemeente moest, in verhouding tot zijn inwoneraantal, bijdragen in dit fonds. Voor de gemeente Borsbeek betekende dat zij voor 1815 114fl.&58ct. diende te storten in het fonds voor gevonden en verlaten kinderen. De sommen voor de volgende jaren waren: in 1816 58fl.&50ct., in 1817 47fl.&77ct., in 1818 31fl.&85ct. en in 1819 nog eens 31fl.&83ct.

Vondeling in Borsbeek

In de archieven van ons Armbestuur vonden we maar één geval van een door zijn ouders verlaten kind. Maar rekening houdend met de sociaal-economische omstandigheden van toen vonden wij het belangrijk genoeg om dit te vermelden. In september 1820 (juiste dag onbekend) werd een 6 à 7 weken oud kindje gevonden in de stal van landbouwer Peter Van de Velde te Borsbeek. Uit het dossier blijkt dat de moeder van het kind gekend was. Het was ene Catharina Thijs afkomstig uit Pulderbos. Zij was bij boer Van de Velde als meid in dienst geweest en enkele weken voor de bevalling in zwangere toestand naar huis teruggekeerd. Op 18 juli 1820 bracht zij in Pulderbos haar kind ter wereld. En een paar weken later is zij met haar kind teruggekeerd naar haar vroegere werkgever. Zij verklaarde dat de zoon van de boer, Petrus Van de Velde (geboren op 2 april 1799), de vader van het kind was.
Wat zich daar heeft afgespeeld laat zich allicht raden. Ten einde raad heeft de jonge moeder haar kind in de stal gelegd en is naar Pulderbos teruggekeerd. De landbouwerszoon heeft dan “zijn” kind bij “een vrouw gebragt die een zuigend kind had” en de burgemeester van het hele geval op de hoogte gesteld. De burgemeester zelf heeft die vrouw verzekerd dat ze betaald zou worden voor het voeden van het kind ingeval Van de Velde “manqueerde”. Hij bracht ook zijn collega in Pulderbos op de hoogte en verzocht hem de moeder, Catharina Thijs “die den grooten misslag van haar daad niet heeft gekent” op een bepaalde dag en uur naar hem te zenden om gezamenlijk met de vader van haar kind naar een oplossing te zoeken.
Catharina verklaarde voor de helft van de betaling te kunnen zorgen, maar dat ze onmogelijk het kind weer terug naar Pulderbos kon nemen. Petrus, de vader, verklaarde dat zijn ouders niet in de betaling wilden tussenkomen. Of, en eventueel hoeveel, het Armbestuur heeft betaald hebben we niet kunnen vaststellen. De rekeningen van 1820 en 1821 ontbreken in het archief. Vast staat wel dat Petrus Van de Velde op 4 mei 1825 te Borsbeek huwde met Catharina Thijs en dat hij haar kind Regina (°18 juli 1820) erkende.
Dus eind goed al goed voor dit jonge gezinnetje.

FV

Bronnen:
RAA (Rijksarchief Antwerpen): HA (Hedendaags Archief) Borsbeek, nr. 153.
RAA: BR (Bevolkingsregister) Pulderbos, film nr. 161529
RAA: BR Borsbeek, film nr.684859.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *